Michel Hollander: U verzorgde onder andere in 1995 samen met Jack van Gelder het radiocommentaar bij de Champions Leaguefinale tussen Ajax en AC Milan. U vindt Jack de beste radiocommentator, maar heeft hij juist minder tv-commentaar gegeven. Waardoor komt dat?
Arno Vermeulen: Jack van Gelder kan ongelooflijk makkelijk improviseren tijdens radiocommentaar. Hij heeft een opstelling voor zich met drie aantekeningen en daar doet ‘ie het mee. Tv is een heel andere manier van werken, daar ben je veel langer in voorbereiding, moet je veel meer uitzoeken, minder praten en ook wel iets minder concluderen. Je moet je emoties wat meer beteugelen: waar je bij radiocommentaar helemaal uit je bol kunt gaan, zit daar bij tv-commentaar wel een beperking in. Dat zou op tv ook wel misstaan. Dit zijn argumenten, waardoor je kunt concluderen dat Jack een betere radiocommentator is. Hij kan heel emotioneel zijn op de radio, dat vindt iedereen fantastisch, maar dat zou je niet kunnen kopiëren naar tv. Jack heeft bijna nooit echt tv-commentaar gegeven.
Michel: In november 2003 trad u in dienst als Chef Voetbal bij de NOS Studio Sport. Hoe bevalt dat?
Arno: Dat bevalt prima. Ik heb een van de leukste banen die ik me kan voorstellen. Ik geef zelf commentaar natuurlijk, maar beperk dat, omdat ik er ook veel naast doe. Het laatste jaar is het duiden er veel vaker bij gekomen, een beetje een nieuwe ontwikkeling, zeker in de sport. Er zijn altijd wel thema’s, in Hilversum, de gebeurtenissen rond de FIFA, of recentelijk nog het nieuws van de Wada (World Anti-Doping Agency).
Er kan van alles aan de hand zijn, waardoor je tegenwoordig lastig de sprekers voor naar de studio kunt halen. Ze staan vaak niet te springen, om een cameraploeg van ons te ontvangen, maar dan is er wél zo’n thema, waar we iets mee willen in een sportjournaal, of in een Nieuwsuur. Die duiding neem ik voor een deel, qua voetbal, voor mijn rekening, net als in Studio Voetbal.
Dit zijn allemaal dingen die ik leuk vind en daar komt bij, dat ik te maken heb met een hele groep commentatoren waar ik leiding aan geef, voetbalcommentatoren, maar ook anderen, wat heel erg leuk is om te doen. Dus ik heb het leukste van twee werelden. Ik ga vaak op pad, maar ben ook met regelmaat in Hilversum te vinden en dat is voor mij heel prettig. Ik hoef niet perse drie, vier voetbalwedstrijden in de week te doen, terwijl anderen wel zulke weken hebben, omdat ze er niks anders naast doen.
Toen ik bij de NOS kwam, had ik het geluk, dat het WK van 2002 net was geweest, zonder deelname van Oranje. Dat is inmiddels doorbroken en ben ik vanaf 2004 bij alle grote toernooien aanwezig geweest, wat natuurlijk heel leuk is, plus alle uitzendingen daaromheen, met de gasten en analytici die we altijd hadden.
Michel: Moet u zich altijd lang voorbereiden voor een programma als Studio Voetbal?
Arno: Dat is per persoon en per rol verschillend. Ik bereid me goed voor, omdat ik vind, dat je als commentator, beter gezegd als journalist, aan tafel een andere rol hebt, dan een voetbaltrainer die je uitnodigt, of Jan Mulder.
Een commentator, tweede journalist aan tafel naast Tom Egbers of naast, vooral in het afgelopen jaar, Jack van Gelder, heeft echt een journalistieke rol. Zij moeten zich goed voorbereiden, er over nadenken wat er besproken moet worden en ook de redactie input aanreiken, waar ze een beeld of statistiek van willen laten zien aan de kijkers.
Als ik bij Studio Voetbal zit op zondagavond, is dat voor mij een rode lijn in de week en ben ik er wel steeds mee bezig: wat gebeurt er vandaag? Moeten we daar wat mee? En in het weekend is het een kwestie van bijna alle wedstrijden willen en moeten zien.
Michel: Welke kwaliteiten moet je bezitten, om een goede commentator te zijn?
Arno: Het allerbelangrijkste is, dat je gewoon een goede journalist moet zijn. Als je een goede journalist bent, heb je in ieder geval de basis om een goede commentator te zijn. Andersom niet. Als je geen goede journalist bent, word je nooit een goede commentator.
Een goede journalist is iemand, die onderscheid kan maken tussen wat belangrijk is en wat niet belangrijk is in een wedstrijd en de goede journalistieke conclusies kan trekken, op grond van een wedstrijd. Dat is het belangrijkste. Voetbalinzicht helpt daar zeker bij en dat kun je niet leren. Een commentator die dat niet in zich heeft, kan je niet tegen zeggen: ‘Je moet een cursus Coach Betaald Voetbal gaan volgen om voetbalinzicht te krijgen’. Nee, dat heb je of dat heb je niet. Andere dingen kun je wel aanleren, zoals stemgeluid, timing en taalgebruik. Vooral timing is heel belangrijk. Waar zeg je iets op de goede momenten of zit je juist steeds op de verkeerde momenten met informatie te strooien? Of strooi je teveel of te weinig? Dus dat is allemaal timing.
Wij schaven onze commentatoren intern natuurlijk goed bij. De een is wat meer ervaren dan de ander en er komen best veel mensen bij uit onze eigen stal, die commentator worden. Als dat niet goed verloopt, ben je daar natuurlijk wel nadrukkelijker mee bezig. We luisteren ook veel commentaar terug, om feedback te geven: ‘Waarom zeg je dat op dat moment?’ ‘Waarom zeg je dat op die manier?’ ‘Waarom leg je daar een accent?’ Er is niet echt een opleiding voor, maar ik vind het wel belangrijk, als commentatoren een journalistieke opleiding hebben gevolgd.
De een heeft meer spelinzicht en de ander is virtuozer met taal. Iemand is heel enthousiast of iemand is ingetogener en je neemt natuurlijk ook nog je eigen karakter daar in mee. Hoe meer je van die facetten beheerst, hoe beter je bent.
Michel: De laatste jaren telt het Nederlands profvoetbal eigenlijk niet meer mee in Europa. De Eredivisie wordt al vergeleken met die van Schotland, Turkije en Portugal. Dat was zo’n tien jaar geleden wel anders, toen topclubs in Nederland zich met het grootste gemak konden meten met de topclubs uit Spanje, Italië, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Waardoor is volgens u die grote ommekeer ontstaan?
Arno: Betaaltelevisie is de grote ommekeer. In het verleden waren de verschillen van de televisierechten kleiner. Natuurlijk was Barcelona commercieel interessanter dan Ajax en hadden ze meer geld door merchandising, maar dan hadden ze het dubbele van Ajax en nu heeft bijvoorbeeld Manchester City het zes- of zevenvoudige. Dat komt voor een heel groot deel door de televisierechten, dus de opkomst van betaaltelevisie en de consequenties daarvan hebben ook meteen gezorgd, dat de verschillen tussen de clubs veel groter zijn geworden.
Michel: Het niveau van het Nederlands profvoetbal wordt soms zelfs als zorgelijk gezien. Waarover maakt u zich zorgen, als u naar de toekomst kijkt van het Nederlands profvoetbal?
Arno: Ik ben niet zo heel zorgelijk. Wel realistisch. Maar oké: we gaan een andere positie innemen dan we in het verleden innamen. Daar ben ik wel van overtuigd. We behoren niet meer tot de top en moeten knokken om in de Europese subtop te blijven en niet in de middenmoot terecht komen. We zijn een van de best georganiseerde landen met jeugdvoetbal en hebben echt een hele goede jeugdopleiding. Groot voordeel is, dat de afstanden in Nederland klein zijn. We kunnen de beste jeugdspelers met elkaar laten trainen in Zeist, dan is het voor iedereen twee uur rijden en dat kan niet in Spanje of in Italië. Dus we kunnen de besten met de besten laten trainen, wat een voordeel is.
Uiteindelijk moet dat weer boven komen drijven. We zijn onze voorsprong kwijtgeraakt, want we hadden een voorsprong op tactisch en technisch gebied en andere landen hebben ons daarin ingehaald. Duitsland heeft nu een veel betere jeugdopleiding dan 20, 25 jaar geleden. Bij ons is de jeugdopleiding misschien op hetzelfde niveau gebleven en in Duitsland is het verbeterd. In andere landen is dat ongetwijfeld ook gebeurd en hebben zij bij ons in de keuken gekeken. Ik denk dat we onze plaatsen in de subtop wel weer terug gaan verdienen, want het kan niet zo zijn dat wij ineens in de opleiding geen doorstroom meer hebben. En ja, we hebben bepaalde handicaps: een kleiner land en dus minder geld, maar daar vinden we wel een oplossing voor. Ik ben niet zo pessimistisch.
Ajax heeft het in alle Europese wedstrijden al heel lang moeilijk en ik denk dat dat een mentaliteitszaak is. Ik bedoel, ik zie bij PSV in de Europese wedstrijden af en toe wel krachten boven komen drijven, die ik bij Ajax nooit zie. Het echt moeten winnen en jezelf pijn moeten doen, dat mis ik wel een beetje bij Ajax en die spelen bij wijze van spreken een Europese wedstrijd, zoals ze ook een competitiewedstrijd spelen.
Michel: Wat vindt u van de gedachte om het trainingsprogramma aan te scherpen, met veel meer nadruk op conditie, kracht en uithoudingsvermogen, om zo in de toekomst het niveauverschil ten opzichte van Europa te verkleinen?
Arno: Nou ja, zeker! Het is hartstikke lastig! Je ziet ook, dat de mensen die er echt verstand van hebben, daar toch anders naar kijken. Gertjan Verbeek, iemand die ik echt wel kwaliteiten toedicht, gooit het heel erg op het fysieke, dat we fysiek moeten verbeteren, want daar is wel wat te winnen. Dat klopt.
Cruijff, helaas niet meer onder ons, die toch echt wel verstand van voetbal had, benaderde het heel anders; waar we juist niet goed in zijn, het fysieke, moeten we compenseren met tactisch beter spelen, met tussen de linies voetballen en uit de duels blijven. Nou, ik denk dat dit wel minder makkelijk is geworden, vooral als je wat minder getalenteerd bent. Ik denk dat de waarheid een beetje in het midden ligt. We trainen wat minder dan in andere landen, de een na de andere voetballer doet een openbaring, dat ‘ie in Engeland en Duitsland, waar ‘ie komt, vaak veel harder traint.
Dost, Clasie, en Memphis bijvoorbeeld, die zijn kilo’s zwaarder aan spieren roepen ze allemaal, dus daar zit zeker een waarheid in. We hebben nogal veel clubs, die volgens de inspanningsfysiologie-wetten in Nederland, bijna maximaal één keer per dag trainen, nooit twee keer per dag. Verbeek is iemand, die dat overboord gooit en zegt: “Ja, dat is echt belachelijk. Gewoon veel vaker twee keer per dag trainen en vooral jonge spelers veel vaker laten trainen. Die kunnen dat echt wel verstouwen.” Ik denk, dat beide een beetje klopt, dat we fysiek wat strenger moeten zijn en moeten zorgen dat we daar de spelers wat meer op kweken.
Overal waar Verbeek komt, heeft hij binnen de kortste keren een geweldig krachthonk laten bouwen. Dus ja: aandacht besteden aan fysiek, maar ook vooral tactisch blijven trainen, en technisch blijven opleiden. Ik denk dat dit een deel van de oplossing is. Memphis doet dat ook hè? Maar Ronaldo, ondanks het feit dat hij zeer getalenteerd is, heeft dat fysieke opgepakt en er inderdaad voor gezorgd dat hij daardoor bijna nooit blessures heeft, wat het belangrijkste is van het fysieke en ook nog explosief is gebleven. Als je in de échte top mee wil, moet je technisch heel goed en fysiek heel sterk zijn en dus veel talent hebben. Ronaldo is daar natuurlijk wel een heel goed voorbeeld van, maar vergis je in Messi ook niet hè? Ook echt gewoon sterk en verliest bijna geen duels.
Michel: Welke bedreigingen voor het Nederlands profvoetbal ziet u in de toekomst?
Arno: Ik vind de grootste bedreiging, dat steeds meer Nederlandse clubs in handen komen van buitenlandse speculanten. Het zijn geen liefhebbers, maar speculanten. Bij Jordania kon je nog zeggen dat hij gek van voetbal was, maar die Chinezen bij ADO, daar krijg ik helemaal geen hoogte van en die kunnen gewoon als handelswaar zo’n club kopen en volgend jaar weer doorverkopen. Dat vind ik echt heel slecht en het grootste gevaar is, dat we de clubs niet meer in eigen hand kunnen houden in Nederland en daar moet de KNVB wat aan doen.
De KNVB heeft een heel seminar opgezet, waar iedereen dan ook wel weer schamper over doet, zo van: ‘We wachten nog steeds op de resultaten’ en iedereen heeft andere inzichten. Het is heel erg moeilijk. Het is geen vingerknip, maar een proces en dat proces kun je wel op een bepaald moment gaan starten, dat zou nu een mooi moment zijn, nu het juist minder goed gaat op allerlei fronten, maar dan duurt het jaren voordat je daar weer de revenuen van plukt. Dat is echt een proces en daar is de KNVB hartstikke druk mee bezig. Zij proberen nu ook wat meer in het buitenland te kijken, hoe dat beter moet.
Bert van Oostveen roept dan, en andere mensen ook wel: “Ja, waarom zou de KNVB een technisch directeur moeten hebben”. Waarom? Waar wij nu over praten, omdat er heel veel dingen helemaal niet goed gaan! Die kan zich ook met de opleidingen bemoeien, een technisch directeur kan ook wel een aanzet geven in de discussie binnen de KNVB: moeten wij een meerderheidsaandeel-regel instellen, dat clubs niet zomaar in handen kunnen komen van …? Waarom zou een technisch directeur daar niks in kunnen betekenen? Een technisch directeur moet de bondscoach en de assistent-bondscoaches aanstellen en niet Van Oostveen, want die is ongetwijfeld in andere dingen goed, maar heeft geen voetbalachtergrond. Ik ben heel erg voor een technisch directeur bij de KNVB. Dat is ook weer niet de énige oplossing, maar wel een stap in de goede richting en vrij makkelijk te verwezenlijken.
Michel: Wat moet er gebeuren, waardoor het Nederlands elftal ooit weer het niveau van het WK van 2014 gaat halen?
Arno: Het niveau van dat WK ís juist weer heel goed te halen, omdat het helemaal geen briljant elftal was. Dus dat is een goede vraag, maar hij is makkelijk te beantwoorden. Ik bedoel: misschien worden we nooit meer zo goed als in ’74, want in dat toernooi speelden we iedereen van de mat, maar in 2014 hadden wij een aardig elftal met een hele goede bondscoach en waren we conditioneel top. Van Gaal heeft in de aanloop naar dat toernooi echt gezorgd, dat iedereen fysiek top was, had een goede staf om zich heen verzameld met goede mensen die hem ook weer hielpen.
De discipline was prima en dat elftal groeide naar elkaar toe, maar dat was natuurlijk niet het beste elftal dat we ooit gehad hebben. Dus waarom zou Oranje dat in 2018 niet weer kunnen flikken? Er zijn meerdere momenten geweest, dat we dachten een hoog niveau nooit meer te gaan halen, maar na 2002 kwamen we ook best wel weer aardig terug in 2004 en 2006.
Tijdens het WK in 2010 in Zuid-Afrika verwachtte niemand, dat we met Van Marwijk de WK-finale zouden halen en dat hebben we toen toch ook maar geflikt. Oranje kan echt in 2018, als we dat halen, zomaar weer een kwart- of een halve finale halen. Het aardige van nu is, is dat wij ook wel weer spelers gaan krijgen in het segment wat we ook nodig hebben, dus tussen de 23 en 27 jaar. Dost is een jongen, die nu eigenlijk net uit die juniorentijd is, dat is wel een twintiger, net als Wijnaldum. Promes is ook pas 23, dus die is dan zes- of zevenentwintig jaar. De tijd gaat daarin ook in ons voordeel spreken. Nu hadden we dertigers en jongens onder de 20 en dat gat was echt veel te groot. Maar over drie jaar en ook nog met spelers die wat later doorgroeien, want die bestaan ook, vullen wij dat gat ook wel weer op en hebben we straks wel een elftal die qua leeftijd veel uitgebalanceerder is.
Lees de rest van het interview met nog meer opvallende zaken en kritische noten in mijn te verschijnen voetbalboek!
Michel Hollander:
Als trouwe kijker van het sportprogramma Studio Voetbal, krijg ik natuurlijk veel mee van de scherpe analyses van Arno Vermeulen. Om die reden heb ik hem gevraagd, zijn visie te belichten op onder meer de toekomst van het Nederlandse profvoetbal en Oranje.
In de voetbalkantines, rond de velden en in de stadions, heeft elke voetballiefhebber wel zijn of haar mening over hoe het anders en beter moet in het voetbal. Mooi om te ervaren hoe, in dit geval, Chef Voetbal en commentator bij de NOS, vanuit een hele andere invalshoek zijn visie hierop belicht.
Het geeft je een andere kijk op bijvoorbeeld de teloorgang van sommige profvoetbalclubs en wat de invloed is van de KNVB.
Michel is voetballiefhebber pur sang en toont met een omvangrijk platform aan, dat je geen Van der Gijp of Derksen hoeft te heten om alleen met naamsbekendheid het grote voetbalpubliek te bereiken en experts aan het woord te laten over hun visie op het Nederlands profvoetbal en de toekomst ervan. Michel betrekt hier grote doelgroepen bij, want in Nederland staat niemand buitenspel!